De Duitse kant van de Slag bij Arnhem
Geplaatst: 25 jul 2004, 22:13
Prelude
Zes juni 1944 kan genoemd worden als startdatum van de bevrijding van West-Europa uit de klauwen van het Nazisme. 500.000 Geallieerde soldaten landden in Normandië om de Russen met een tweede front actief te ondersteunen in de strijd tegen het Derde Rijk. Tijdens verwoede gevechten tussen de bocages van Normandië, verliezen de Duitsers vele troepen. De nederlagen culmineren tot de grote omsingeling bij Falaise, waar veel goede Duitse formaties verloren gegaan. De restanten trekken in een wilde vlucht door Frankrijk, België en Nederland om maar zo snel mogelijk het vaderland te bereiken. Achterhoede acties zorgen voor enige vertraging, maar de Britten bevrijdden op 3 september Brussel en de dag erna Antwerpen. Op die dag, 4 september – ook wel bekend als ‘Dolle Dinsdag’, bereikt de vlucht zijn hoogtepunt. Veel Nederlanders geloven dat de bevrijding nabij is. Maar de opmars van de geallieerden stopt wegens voorradentekorten, wat de Duitsers een cruciale adempauze biedt.
Tijdens die adempauze arriveert een gehavende, moegestreden formatie in de omgeving van Arnhem: het 2de SS Pantserkorps onder bevel van SS-Obergruppenführer Wilhelm Bittrich. Het Korps bestaat uit twee ‘divisies’, die elk meer gelijkenis vertonen met een versterkte brigade: de 9de SS Pantserdivisie Hohenstaufen (SS-Obersturmbannführer Walter Harzer) en de 10de SS-Pantserdivisie Frundsberg (SS-Standartenführer Heinz Harmel). Elk telden ze maar 3.500 man, maar elk van die mannen zijn gehard door strijd aan het Oostfront en in Normandië. Bovendien zijn de beide divisies getraind in het bestrijden van parachutistenlandingen met het oog op de invasie in juni 1944. Dit zal zo zijn consequenties hebben voor de Britten…
Duitse troepen in de omgeving Arnhem
Naast het genoemde 2de SS Pantserkorps, bevinden zich ook nog andere eenheden in de omgeving van Arnhem. De meesten van hen vallen onder het bevel van de Militaire Bevelhebber in Nederland, General der Flieger Wilhelm Christiansen. De beste eenheid is de SS-Onderofficierschool ‘Arnheim’ onder bevel van SS-Standartenführer Hans Michael Lippert. Deze school bestaat uit 19- en 20-jarige veteranen van het Oostfront die de opleiding volgen tot onderofficier. Samen vormen zij echter een geduchte gevechtseenheid. De eenheid die de Britten de eerste uren de meeste last zou bezorgen was het 16de SS Pantsergrenadier Trainings & Ersatz Bataljon onder SS-Hauptsturmführer Sepp Krafft. Het bestond uit ongeveer 750 die gelegerd waren in de bossen ten zuide van Wolfheze.
Een andere SS eenheid was de SS Wach Battalion 3, bestaande uit Nederlandse SS’ers en stond onder bevel van SS-Haupsturmführer Paul Anton Helle, een zeer matige officier. Verdere eenheden besloegen een artillerie regiment dat geen geschut meer had, maar als infanterie opereerde (Artillerie Regiment 184) en verscheidene andere ad hoc eenheden. Ook bevonden zich onder de troepen veel Kriegsmarine personeel, die onder zogenaamde Schiffsturm-eenheden geformeerd werden en als infanterie de strijd moesten aangaan. Al met al was de omgeving van Arnhem sterk bezet en uitrst ongunstig om een luchtlandingsoperatie in te beginnen.
De landingen & eerste reacties
Zondag 17 september begon als een rustige zonnige dag. De ochtend had veel luchtaanvallen gezien, maar dit verontrustte de plaatselijke commandanten allerminst. Luchtaanvallen waren vrij gewoon geworden. Ongeruster werden ze enige uren later toen een zacht gezoem langzaamaan transformeerde tot een luid motorgeronk. Verschrikt keken de Duitsers naar boven om de grootste luchtarmada die de wereld ooit gezien heeft te aanschouwen. Dit kon maar 1 ding betekenen: een luchtlandingsoperatie en wel hier, in Arnhem. Men kon waarnemen dat de eerste troepen om 12 uur op terreinen 12 km ten westen van Arnhem landden. Deze voorhoede werd gevolgd door nog veel meer landingen, met parachutisten en zweefvliegtuigen.
Zondag 17 september begon als een rustige zonnige dag. De ochtend had veel luchtaanvallen gezien, maar dit verontrustte de plaatselijke commandanten allerminst. Luchtaanvallen waren vrij gewoon geworden. Ongeruster werden ze enige uren later toen een zacht gezoem langzaamaan transformeerde tot een luid motorgeronk. Verschrikt keken de Duitsers naar boven om de grootste luchtarmada die de wereld ooit gezien heeft te aanschouwen. Dit kon maar 1 ding betekenen: een luchtlandingsoperatie en wel hier, in Arnhem. Men kon waarnemen dat de eerste troepen om 12 uur op terreinen 12 km ten westen van Arnhem landden. Deze voorhoede werd gevolgd door nog veel meer landingen, met parachutisten en zweefvliegtuigen.
De eerste Duitse eenheid die in aanraking komt met de Britse parachutisten, is het Bataljon Krafft. Vrijwel meteen anticiperend op het uiteindelijke doel van de operatie, de brug bij Arnhem, formeerd hij zijn 3 infanteriecompagnieën zo, dat ze de twee voornaamste routes blokkeert. Hij krijgt even na enen bevel van de stadcommandant van Arnhem, Generalleutenant Friedrich Kussin, om de opmars zo lang mogelijk op te houden. Op de terugweg wordt diezelfde Kussin echter gedood door oprukken troepen. Het bataljon van Krafft blokkeert de gehele middag de opmars van het Britse 3de Parachutistenbataljon totdat het rond 21.30 uur terugtrekt richting de Dreyenseweg, waar troepen van de Hohenstaufen-divisie zich verzameld hebben onder bevel van SS-Obersturmbannführer Ludwig Spindler. Krafft voegt zich daarbij rond middernacht en wordt zo deel van de Kampfgruppe Spindler.
Ongemerkt, echter, sluipt het Britse 2de Parachutistenbataljon onder bevel van luitenant-kolonelo John D. Frost langs de Duitse verdediging en neemt rond 19.00 uur posities in rond de noordelijke zijde van de brug.
Over dezelfde brug is een uur te voren de sterkste eenheid van de 9de SS Pantserdivisie, de verkenningsafdeling onder bevel van SS-Haupsturmführer Viktor-Eberhard Gräbner, gereden om daar de vermeende landingen bij Nijmegen te onderzoeken. Dat plaatste de verkenningsafdeling onder bevel van de 10de SS Pantserdivisie, die zich vanaf die tijd bezighoudt met Nijmegen. In ruil daarvoor kreeg Harzer de verkenningsafdeling van de Frundsberg onder zijn bevel dat bekend stond als Kampfgruppe Brinkmann.
De formatie van de Sperrlinie
Ondertussen was het duidelijk geworden dat de brug bij Arnhem niet meer toegankelijk was voor de Duitsers. Om verdere verstekingen te voorkomen, moest men een blok vormen in de westelijke buitenwijken van Arnhem om verdere Britse versterkingen te voorkomen. Deze taak werd opgedragen aan Spindler, die toch al in de buurt was. Zijn kampfgruppe werd versterkt met het grootste deel van de Hohenstaufen-divisie. Zo werd een sterke linie ontwikkeld, die bekend stond als de Sperrlinie. Van noord tot zuid besloeg het de Dreyenseweg, over de Ede-Arnhem spoorweg heen recht door West-Arnhem heen tot de Nederrijn. De volgende eenheden besloegen de Kampfgruppe Spindler:
- langs de Deyenseweg lag het bataljon Krafft, samen met de Kampfgruppen Bruhns (een Heer-eenheid) en Von Allworden (de Jagdpanzer-eenheid van de divisie die nog beschikte over 4 Jagdpanzer IV’s)
- in Arnhem zelf lag de eenheid van Spindler (het artillerie-regiment) gereed, gesteund door de Kamfpgruppen Möller (het geniebataljon), Gropp (het luchtdoelbataljon) en Harder (het pantserregiment)
Kampfgruppe Spindler heeft als geen andere eenheid bijgedragen aan de nederlaag van de Britten.
De aanvallen op de landingszones: de acties van de Divisie Von Tettau
Reagerend op de landingen in de dropzones op de Ginkelse heide en omgeving, werd er door Christiansen een eenheid geformeerd, de Divisie Von Tettau onder bevel van Generalleutnant Hans von Tettau, die de landingszones moest bezetten. Van alle delen van Nederland werden eenheden vandaan gehaald, totdat uiteindelijk rond middernacht de volgende eenheden gereed stonden voor de aanval:
- SS Wach Battalion 3, bestaande uit ongeveer 600 Nederlanders, die tot opdracht hadden om de landingszone ten noorden van de spoorlijn te bezetten
- SS-Bataljon Eberwein, bestaande uit veteranen, die parallel aan de de spoorlijn moest oprukken richting Oosterbeek
- Fliegerhorst-bataljon, bestaande uit Luftwaffe personeel, die ook naar het oosten toe moest oprukken
- SS-Onderofficiersschool ‘Arnheim’ dat uiteindelijk moest doorstoten richting Heelsum
- Schiffsturm-eenheid 14 (versterkt met manschappen uit eenheid 6 en 10), onder Kapitän zur See Zaubzer, dat Renkum moest heroveren.
Tegenover de Divisie Von Tettau (ook wel Westgruppe genoemd) stonden de mannen van de 1ste Luchtlandingsbrigade die de landingszones moesten bezetten om versterkingen te laten arriveren.
De aanval werd kort na middernacht op 18 september gelanceerd door de mannen van Helle. Zij boekten aardig wat terreinwinst en slaagden er zelfs in grote delen van de Ginkelse heide te heroveren op de Britten. Laterd werd de aanval ondersteund door ‘Eberwein’ die vanaf de spoorweg de Britten in hun flank aanvielen.
‘s Ochtends om 7 uur op de 18e september werd de aanval in het zuiden ook gestart. Ondanks dat men hevige tegenstand ontmoette, slaagde men erin Renkum te heroveren en de verdediging van Heelsum te penetreren. Dus zag het er in de middag goed uit voor Von Tettau. Totdat om 1500 uur een angstig bekend geluid te horen was; de 4de Parachutistenbrigade arriveerde op de zojuist door SS Wach Battalion 3 heroverde dropzone. Grote paniek ontstond onder de SS’ers, en de meesten vluchten terug in de richting van Ede. De opmars in het zuiden werd hierdoor eveneens opgehouden om te voorkomen dat de Westgruppe in tweeën zou vallen.
Ondertussen bij de brug: de strijd om de brug (17 – 20 september)
In feite werden de Britten bij de brug van alle kanten aangevallen. Vanuit het westen werd er hevig gevochten door de 3de Compagnie van het 21ste Pantsergrenadier Regiment. In het noorden was een bataljon van de Frundsberg divisie, Bataljon Euling, al hevig aan het vechten. Maar dit bataljon hoorde eigenlijk naar Nijmegen te vertrekken. Dat kon pas gebeuren wanneer het werd afgelost door een andere eenheid. Deze aflossing kwam in de vorm van Pantsergrenadier Trainings & Vervangings Bataljon ‘Bocholt’ onder leiding van Major Hans-Peter Knaust. Dit bataljon, dat de beschikking had over onder meer 8 Panzerkampfwagen III’s en IV’s, nam posities op aan de noordkant van het Britse bruggehoofd en wurmde zijn weg richting de brug. Ten zuiden van de brug kwam de verkenningsafdeling van Gräbner weer terug uit Nijmegen. Het is onduidelijk of Gräbner volledig op de hoogte was van de situatie ten noorden van de brug. In ieder geval lanceerde hij een aanval om zijn eenheid weer te voegen bij de rest van de divisie, die ten noorden van de brug opereerde. In de ochtend van 18 september begon de aanval. Een dertigtal pantservoertuigen denderde over de brug richting de Britten. Nadat de eerste paar voertuigen de Britse posities waren gepasseerd, openden de mannen van Frost het vuur. Al snel lagen de brandende wrakken van wat eens een trotse verkenningsafdeling was verspreid over de brug.
De aanval had gefaald en Gräbner vond de dood op de brug. Enkele elementen bleven achter op de brug en zij formeerden zich ten zuiden van de rivier. Vanuit het oosten werd het steeds maar slinkende Britse bruggehoofd aangevallen door de mannen van de Kampfgruppe Brinkmann. Deze werd ondersteund door tanks van de Pantsercompagnie ‘Mielke’ die over verschillende Panzers III en IV bestond. Later werd het bataljon Knaust nog versterkt met verschillende Tiger I en II tanks. Dit bezegelde het lot van de Britten bij de brug. Tegen een steeds sterkende worden tegenstanders konden de Britten niet op. Vooral ook omdat ze voedsel en munitie tekortkwamen. In de ochtend van 20 september gaven zich zich over. De brug was weer toegankelijk voor Duitse eenheden.
De Verdediging van de Sperrlinie
Ondertussen probeerde de Britse 1ste Airborne Divisie wanhopig de mannen bij de brug te ontzetten. Uiteindelijk werd besloten om een aanval te lanceren met twee spitsen: eentje gericht tegen de Sperrlinie in het noorden (langs de Dreyenseweg) en eentje langs de rivier. Beiden liepen echter uit op een ramp. De vier bataljons (1e, 3e en 11e Para Bataljons plus het 2e Bataljon van het South Staffordshire Regiment) lanceerden parallel aan de rivier een aanval die via twee wegen moest plaatsvinden. Eentje bracht hen langs het St. Elizabeth Hospitaal, terwijl de andere de lager gelegen rivierweg volgde. Maar al snel werd de aanval langs de hoger gelegen weg werd in de flank beschoten door de mannen van de Kampfgruppe Gropp en liep uiteindelijk stuk op de genisten van SS-Haupsturmführer Hans Möller. De lager gelegen weg werd gevolgd door de 1e en 3e Para Bataljons maar liep stuk op het panzer artillerie regiment van Ludwig Spindler. Overdag verging het de Britten nog slechter omdat er vanaf de overzijde van de Nederrijn werd gevuurd op de oprukkende Britten. Daardoor werd de aanval stopgezet.
De noordelijke aanval op de Dreyenseweg verging het al niet beter. De troepen van Krafft en Von Allworden werden ondersteund door StuG III’s en StuH 42’s van de 280e Sturmgeschütz Brigade. Na de gefaalde aanvallen werd uiteindelijk besloten om alle troepen terug te trekken tot de vorming van een perimeter in Oosterbeek met als basis de Rijn.
De strijd om de perimeter, 20 tot 26 september
Na het bevel aan alle Britse eenheden om te hergroeperen richting de perimeter, trokken veel eenheden zich richting het zuiden (richting de rivier) terug. Dat zorgde voor de nodige verwarring. Ten eerste viel midden in de terugtocht de landing van de Poolse zweefvliegtuigen, die het zwaardere materieel moesten brengen voor de Poolse Para Brigade, die daardoor compleet mislukte. Bovendien zorgte het ook bij het Duitse opperbevel voor de nodige verwarring. Waar gaan de Britten naartoe? Wat is hun plan nu de brug niet meer in hun handen is? Bovendien was men erg bang voor een ontzetting van de Britse para’s door het 30ste Legerkorps dat vanaf Neerpelt al dagenlang voortreed richting Arnhem en op 20 september de bruggen bij Nijmegen had veroverd. Uiteindelijk kon toch het front gestabiliseerd worden en brak er een uitputtingsslag uit die zijn weerga slechts in een aantal andere gevallen kent. De Duitsers besloten, net als bij Frost z’n mannen, de perimeter vanuit alle kanten aan te vallen: vanuit het westen, noorden en oosten. Vanuit het westen hervatte de Westgruppe zijn opmars richting het oosten. Vanuit het noorden vielen Krafft’s bataljon en de Kampfgruppe Bruhns aan, terwijl vanuit Arnhem de 9de SS Pantserdivisie druk uitoefende. Het globale plan van de Duitsers was om de Britten af te snijden van de rivier en ze daarna te vernietigen. Een essentieel onderdeel in dat plan was de verovering van een heuvel, de Westerbouwing, die zicht bood over de gehele perimeter. Deze taak werd overgelaten aan het ‘Worrowski’ Bataljon van het Trainingsregiment ‘Hermann Göring’. Deze onervaren rekruten gelukte het wonderwel, de heuvel in te nemen ten koste van alle officieren, met als uitzondering 1 luitenant en de helft van de andere troepen. Nu konden de Duitsers alle activiteit waarnemen ten zuiden van de perimeter en op de rivier zelf. De operaties rond de perimeter gingen volgens plan totdat op 21 september er wederom versterkingen arriveerden in de vorm van de 1ste Poolse Para Brigade, die ten zuiden van de rivier bij Driel landden. Dit schopte de plannen van de Duitsers behoorlijk in de war. Ondanks dat een aantal oversteekpogingen verhinderd konden worden, moest men toch troepen afstaan aan het ‘Poolse front’. Bovendien verhoogde dit de argwaan onder de Duitsers dat er nog een landing ergens ging plaatsvinden. Dus werden de bevelhebbers verplicht veel eenheden achter te laten in het gebied achter het front voor het geval dat er nieuwe landingen zouden plaatsvinden. Eenheden die goed gebruikt konden worden tegen de perimeter.
Ondertussen werd de perimter steeds meer verkleind. Stukje bij beetje wonnen de Duitsers terrein. De strijd om Der Hexenkessel, zoals de perimeter bekend stond bij de Duitsers, was afschuwelijk. Om elk huis, om elke kamer moest man-tot-man gevochten worden tegen een hardnekkige tegenstander. Langzaamaan groeide aan Duitse zijde een bewondering voor de Britten, vooral onder de SS’ers, die, na hun mening, eindelijk een gelijke hadden gevonden. Gecoördineerde aanvallen werden van beide kanten gelanceerd door de 9de SS Pantserdivisie en de Westgruppe. Op 22 september werd er een 3-uur-durende wapenstilstand afgesproken waarbij veel Britse gewonden uit de perimeter kon worden geëvacueerd naar de Duitse zijde, waar zij meer kans hadden op betere medische verzorging. Nadat de wapenstilstand beëindigd was, gingen de gevechten onverminderd door. Met allerlei wapens werd getracht de Britten te vernietigen: vlammenwerpers, tanks en zelfs ‘Goliaths’, op afstand bestuurbare tanks die explosieven detoneerden vlakbij de Britten. Uiteindelijk kwam het 30ste Legerkorps toch aan in Driel, waar het 4e Bataljon van het Dorsetshire Regiment nog probeerde over te steken. Dit mislukte echter en toen stond er niets anders op dan de Britten terug te trekken over de Rijn. Dit gebeurde in de nacht van 25 tot 26 september. Onder de beschutting van regen en artillerievuur, trokken 2.000 Britten terug over de rivier. De slag om Arnhem was voorbij. Voor veel Duitse soldaten kwam dit als een soort van anti-climax, velen voelden zich bijna bedonderd door de afwezigheid van een grootschalig eindgevecht. Maar de uitputtingsslag was voorbij, dus was er ook plaats voor opluchting en een lichte mate van vreugde. Er was zowaar een overwinning behaald!
Bronnen:
KERSHAW, R.J., It Never Snows in September: The German View of Market-Garden and The Battle of Arnhem, September 1944, 4e druk, Ian Allan Publishing, Hersham, 2001
BERENDS, P. Een Andere Kijk op de Slag om Arnhem: De Snelle Duitse Reactie, Uitgeverij Aspekt BV, 2002
Zeg aub wat jullie ervan vinden... al het commentaar is welkom, mits goed onderbouwd
Zes juni 1944 kan genoemd worden als startdatum van de bevrijding van West-Europa uit de klauwen van het Nazisme. 500.000 Geallieerde soldaten landden in Normandië om de Russen met een tweede front actief te ondersteunen in de strijd tegen het Derde Rijk. Tijdens verwoede gevechten tussen de bocages van Normandië, verliezen de Duitsers vele troepen. De nederlagen culmineren tot de grote omsingeling bij Falaise, waar veel goede Duitse formaties verloren gegaan. De restanten trekken in een wilde vlucht door Frankrijk, België en Nederland om maar zo snel mogelijk het vaderland te bereiken. Achterhoede acties zorgen voor enige vertraging, maar de Britten bevrijdden op 3 september Brussel en de dag erna Antwerpen. Op die dag, 4 september – ook wel bekend als ‘Dolle Dinsdag’, bereikt de vlucht zijn hoogtepunt. Veel Nederlanders geloven dat de bevrijding nabij is. Maar de opmars van de geallieerden stopt wegens voorradentekorten, wat de Duitsers een cruciale adempauze biedt.
Tijdens die adempauze arriveert een gehavende, moegestreden formatie in de omgeving van Arnhem: het 2de SS Pantserkorps onder bevel van SS-Obergruppenführer Wilhelm Bittrich. Het Korps bestaat uit twee ‘divisies’, die elk meer gelijkenis vertonen met een versterkte brigade: de 9de SS Pantserdivisie Hohenstaufen (SS-Obersturmbannführer Walter Harzer) en de 10de SS-Pantserdivisie Frundsberg (SS-Standartenführer Heinz Harmel). Elk telden ze maar 3.500 man, maar elk van die mannen zijn gehard door strijd aan het Oostfront en in Normandië. Bovendien zijn de beide divisies getraind in het bestrijden van parachutistenlandingen met het oog op de invasie in juni 1944. Dit zal zo zijn consequenties hebben voor de Britten…
Duitse troepen in de omgeving Arnhem
Naast het genoemde 2de SS Pantserkorps, bevinden zich ook nog andere eenheden in de omgeving van Arnhem. De meesten van hen vallen onder het bevel van de Militaire Bevelhebber in Nederland, General der Flieger Wilhelm Christiansen. De beste eenheid is de SS-Onderofficierschool ‘Arnheim’ onder bevel van SS-Standartenführer Hans Michael Lippert. Deze school bestaat uit 19- en 20-jarige veteranen van het Oostfront die de opleiding volgen tot onderofficier. Samen vormen zij echter een geduchte gevechtseenheid. De eenheid die de Britten de eerste uren de meeste last zou bezorgen was het 16de SS Pantsergrenadier Trainings & Ersatz Bataljon onder SS-Hauptsturmführer Sepp Krafft. Het bestond uit ongeveer 750 die gelegerd waren in de bossen ten zuide van Wolfheze.
Een andere SS eenheid was de SS Wach Battalion 3, bestaande uit Nederlandse SS’ers en stond onder bevel van SS-Haupsturmführer Paul Anton Helle, een zeer matige officier. Verdere eenheden besloegen een artillerie regiment dat geen geschut meer had, maar als infanterie opereerde (Artillerie Regiment 184) en verscheidene andere ad hoc eenheden. Ook bevonden zich onder de troepen veel Kriegsmarine personeel, die onder zogenaamde Schiffsturm-eenheden geformeerd werden en als infanterie de strijd moesten aangaan. Al met al was de omgeving van Arnhem sterk bezet en uitrst ongunstig om een luchtlandingsoperatie in te beginnen.
De landingen & eerste reacties
Zondag 17 september begon als een rustige zonnige dag. De ochtend had veel luchtaanvallen gezien, maar dit verontrustte de plaatselijke commandanten allerminst. Luchtaanvallen waren vrij gewoon geworden. Ongeruster werden ze enige uren later toen een zacht gezoem langzaamaan transformeerde tot een luid motorgeronk. Verschrikt keken de Duitsers naar boven om de grootste luchtarmada die de wereld ooit gezien heeft te aanschouwen. Dit kon maar 1 ding betekenen: een luchtlandingsoperatie en wel hier, in Arnhem. Men kon waarnemen dat de eerste troepen om 12 uur op terreinen 12 km ten westen van Arnhem landden. Deze voorhoede werd gevolgd door nog veel meer landingen, met parachutisten en zweefvliegtuigen.
Zondag 17 september begon als een rustige zonnige dag. De ochtend had veel luchtaanvallen gezien, maar dit verontrustte de plaatselijke commandanten allerminst. Luchtaanvallen waren vrij gewoon geworden. Ongeruster werden ze enige uren later toen een zacht gezoem langzaamaan transformeerde tot een luid motorgeronk. Verschrikt keken de Duitsers naar boven om de grootste luchtarmada die de wereld ooit gezien heeft te aanschouwen. Dit kon maar 1 ding betekenen: een luchtlandingsoperatie en wel hier, in Arnhem. Men kon waarnemen dat de eerste troepen om 12 uur op terreinen 12 km ten westen van Arnhem landden. Deze voorhoede werd gevolgd door nog veel meer landingen, met parachutisten en zweefvliegtuigen.
De eerste Duitse eenheid die in aanraking komt met de Britse parachutisten, is het Bataljon Krafft. Vrijwel meteen anticiperend op het uiteindelijke doel van de operatie, de brug bij Arnhem, formeerd hij zijn 3 infanteriecompagnieën zo, dat ze de twee voornaamste routes blokkeert. Hij krijgt even na enen bevel van de stadcommandant van Arnhem, Generalleutenant Friedrich Kussin, om de opmars zo lang mogelijk op te houden. Op de terugweg wordt diezelfde Kussin echter gedood door oprukken troepen. Het bataljon van Krafft blokkeert de gehele middag de opmars van het Britse 3de Parachutistenbataljon totdat het rond 21.30 uur terugtrekt richting de Dreyenseweg, waar troepen van de Hohenstaufen-divisie zich verzameld hebben onder bevel van SS-Obersturmbannführer Ludwig Spindler. Krafft voegt zich daarbij rond middernacht en wordt zo deel van de Kampfgruppe Spindler.
Ongemerkt, echter, sluipt het Britse 2de Parachutistenbataljon onder bevel van luitenant-kolonelo John D. Frost langs de Duitse verdediging en neemt rond 19.00 uur posities in rond de noordelijke zijde van de brug.
Over dezelfde brug is een uur te voren de sterkste eenheid van de 9de SS Pantserdivisie, de verkenningsafdeling onder bevel van SS-Haupsturmführer Viktor-Eberhard Gräbner, gereden om daar de vermeende landingen bij Nijmegen te onderzoeken. Dat plaatste de verkenningsafdeling onder bevel van de 10de SS Pantserdivisie, die zich vanaf die tijd bezighoudt met Nijmegen. In ruil daarvoor kreeg Harzer de verkenningsafdeling van de Frundsberg onder zijn bevel dat bekend stond als Kampfgruppe Brinkmann.
De formatie van de Sperrlinie
Ondertussen was het duidelijk geworden dat de brug bij Arnhem niet meer toegankelijk was voor de Duitsers. Om verdere verstekingen te voorkomen, moest men een blok vormen in de westelijke buitenwijken van Arnhem om verdere Britse versterkingen te voorkomen. Deze taak werd opgedragen aan Spindler, die toch al in de buurt was. Zijn kampfgruppe werd versterkt met het grootste deel van de Hohenstaufen-divisie. Zo werd een sterke linie ontwikkeld, die bekend stond als de Sperrlinie. Van noord tot zuid besloeg het de Dreyenseweg, over de Ede-Arnhem spoorweg heen recht door West-Arnhem heen tot de Nederrijn. De volgende eenheden besloegen de Kampfgruppe Spindler:
- langs de Deyenseweg lag het bataljon Krafft, samen met de Kampfgruppen Bruhns (een Heer-eenheid) en Von Allworden (de Jagdpanzer-eenheid van de divisie die nog beschikte over 4 Jagdpanzer IV’s)
- in Arnhem zelf lag de eenheid van Spindler (het artillerie-regiment) gereed, gesteund door de Kamfpgruppen Möller (het geniebataljon), Gropp (het luchtdoelbataljon) en Harder (het pantserregiment)
Kampfgruppe Spindler heeft als geen andere eenheid bijgedragen aan de nederlaag van de Britten.
De aanvallen op de landingszones: de acties van de Divisie Von Tettau
Reagerend op de landingen in de dropzones op de Ginkelse heide en omgeving, werd er door Christiansen een eenheid geformeerd, de Divisie Von Tettau onder bevel van Generalleutnant Hans von Tettau, die de landingszones moest bezetten. Van alle delen van Nederland werden eenheden vandaan gehaald, totdat uiteindelijk rond middernacht de volgende eenheden gereed stonden voor de aanval:
- SS Wach Battalion 3, bestaande uit ongeveer 600 Nederlanders, die tot opdracht hadden om de landingszone ten noorden van de spoorlijn te bezetten
- SS-Bataljon Eberwein, bestaande uit veteranen, die parallel aan de de spoorlijn moest oprukken richting Oosterbeek
- Fliegerhorst-bataljon, bestaande uit Luftwaffe personeel, die ook naar het oosten toe moest oprukken
- SS-Onderofficiersschool ‘Arnheim’ dat uiteindelijk moest doorstoten richting Heelsum
- Schiffsturm-eenheid 14 (versterkt met manschappen uit eenheid 6 en 10), onder Kapitän zur See Zaubzer, dat Renkum moest heroveren.
Tegenover de Divisie Von Tettau (ook wel Westgruppe genoemd) stonden de mannen van de 1ste Luchtlandingsbrigade die de landingszones moesten bezetten om versterkingen te laten arriveren.
De aanval werd kort na middernacht op 18 september gelanceerd door de mannen van Helle. Zij boekten aardig wat terreinwinst en slaagden er zelfs in grote delen van de Ginkelse heide te heroveren op de Britten. Laterd werd de aanval ondersteund door ‘Eberwein’ die vanaf de spoorweg de Britten in hun flank aanvielen.
‘s Ochtends om 7 uur op de 18e september werd de aanval in het zuiden ook gestart. Ondanks dat men hevige tegenstand ontmoette, slaagde men erin Renkum te heroveren en de verdediging van Heelsum te penetreren. Dus zag het er in de middag goed uit voor Von Tettau. Totdat om 1500 uur een angstig bekend geluid te horen was; de 4de Parachutistenbrigade arriveerde op de zojuist door SS Wach Battalion 3 heroverde dropzone. Grote paniek ontstond onder de SS’ers, en de meesten vluchten terug in de richting van Ede. De opmars in het zuiden werd hierdoor eveneens opgehouden om te voorkomen dat de Westgruppe in tweeën zou vallen.
Ondertussen bij de brug: de strijd om de brug (17 – 20 september)
In feite werden de Britten bij de brug van alle kanten aangevallen. Vanuit het westen werd er hevig gevochten door de 3de Compagnie van het 21ste Pantsergrenadier Regiment. In het noorden was een bataljon van de Frundsberg divisie, Bataljon Euling, al hevig aan het vechten. Maar dit bataljon hoorde eigenlijk naar Nijmegen te vertrekken. Dat kon pas gebeuren wanneer het werd afgelost door een andere eenheid. Deze aflossing kwam in de vorm van Pantsergrenadier Trainings & Vervangings Bataljon ‘Bocholt’ onder leiding van Major Hans-Peter Knaust. Dit bataljon, dat de beschikking had over onder meer 8 Panzerkampfwagen III’s en IV’s, nam posities op aan de noordkant van het Britse bruggehoofd en wurmde zijn weg richting de brug. Ten zuiden van de brug kwam de verkenningsafdeling van Gräbner weer terug uit Nijmegen. Het is onduidelijk of Gräbner volledig op de hoogte was van de situatie ten noorden van de brug. In ieder geval lanceerde hij een aanval om zijn eenheid weer te voegen bij de rest van de divisie, die ten noorden van de brug opereerde. In de ochtend van 18 september begon de aanval. Een dertigtal pantservoertuigen denderde over de brug richting de Britten. Nadat de eerste paar voertuigen de Britse posities waren gepasseerd, openden de mannen van Frost het vuur. Al snel lagen de brandende wrakken van wat eens een trotse verkenningsafdeling was verspreid over de brug.
De aanval had gefaald en Gräbner vond de dood op de brug. Enkele elementen bleven achter op de brug en zij formeerden zich ten zuiden van de rivier. Vanuit het oosten werd het steeds maar slinkende Britse bruggehoofd aangevallen door de mannen van de Kampfgruppe Brinkmann. Deze werd ondersteund door tanks van de Pantsercompagnie ‘Mielke’ die over verschillende Panzers III en IV bestond. Later werd het bataljon Knaust nog versterkt met verschillende Tiger I en II tanks. Dit bezegelde het lot van de Britten bij de brug. Tegen een steeds sterkende worden tegenstanders konden de Britten niet op. Vooral ook omdat ze voedsel en munitie tekortkwamen. In de ochtend van 20 september gaven zich zich over. De brug was weer toegankelijk voor Duitse eenheden.
De Verdediging van de Sperrlinie
Ondertussen probeerde de Britse 1ste Airborne Divisie wanhopig de mannen bij de brug te ontzetten. Uiteindelijk werd besloten om een aanval te lanceren met twee spitsen: eentje gericht tegen de Sperrlinie in het noorden (langs de Dreyenseweg) en eentje langs de rivier. Beiden liepen echter uit op een ramp. De vier bataljons (1e, 3e en 11e Para Bataljons plus het 2e Bataljon van het South Staffordshire Regiment) lanceerden parallel aan de rivier een aanval die via twee wegen moest plaatsvinden. Eentje bracht hen langs het St. Elizabeth Hospitaal, terwijl de andere de lager gelegen rivierweg volgde. Maar al snel werd de aanval langs de hoger gelegen weg werd in de flank beschoten door de mannen van de Kampfgruppe Gropp en liep uiteindelijk stuk op de genisten van SS-Haupsturmführer Hans Möller. De lager gelegen weg werd gevolgd door de 1e en 3e Para Bataljons maar liep stuk op het panzer artillerie regiment van Ludwig Spindler. Overdag verging het de Britten nog slechter omdat er vanaf de overzijde van de Nederrijn werd gevuurd op de oprukkende Britten. Daardoor werd de aanval stopgezet.
De noordelijke aanval op de Dreyenseweg verging het al niet beter. De troepen van Krafft en Von Allworden werden ondersteund door StuG III’s en StuH 42’s van de 280e Sturmgeschütz Brigade. Na de gefaalde aanvallen werd uiteindelijk besloten om alle troepen terug te trekken tot de vorming van een perimeter in Oosterbeek met als basis de Rijn.
De strijd om de perimeter, 20 tot 26 september
Na het bevel aan alle Britse eenheden om te hergroeperen richting de perimeter, trokken veel eenheden zich richting het zuiden (richting de rivier) terug. Dat zorgde voor de nodige verwarring. Ten eerste viel midden in de terugtocht de landing van de Poolse zweefvliegtuigen, die het zwaardere materieel moesten brengen voor de Poolse Para Brigade, die daardoor compleet mislukte. Bovendien zorgte het ook bij het Duitse opperbevel voor de nodige verwarring. Waar gaan de Britten naartoe? Wat is hun plan nu de brug niet meer in hun handen is? Bovendien was men erg bang voor een ontzetting van de Britse para’s door het 30ste Legerkorps dat vanaf Neerpelt al dagenlang voortreed richting Arnhem en op 20 september de bruggen bij Nijmegen had veroverd. Uiteindelijk kon toch het front gestabiliseerd worden en brak er een uitputtingsslag uit die zijn weerga slechts in een aantal andere gevallen kent. De Duitsers besloten, net als bij Frost z’n mannen, de perimeter vanuit alle kanten aan te vallen: vanuit het westen, noorden en oosten. Vanuit het westen hervatte de Westgruppe zijn opmars richting het oosten. Vanuit het noorden vielen Krafft’s bataljon en de Kampfgruppe Bruhns aan, terwijl vanuit Arnhem de 9de SS Pantserdivisie druk uitoefende. Het globale plan van de Duitsers was om de Britten af te snijden van de rivier en ze daarna te vernietigen. Een essentieel onderdeel in dat plan was de verovering van een heuvel, de Westerbouwing, die zicht bood over de gehele perimeter. Deze taak werd overgelaten aan het ‘Worrowski’ Bataljon van het Trainingsregiment ‘Hermann Göring’. Deze onervaren rekruten gelukte het wonderwel, de heuvel in te nemen ten koste van alle officieren, met als uitzondering 1 luitenant en de helft van de andere troepen. Nu konden de Duitsers alle activiteit waarnemen ten zuiden van de perimeter en op de rivier zelf. De operaties rond de perimeter gingen volgens plan totdat op 21 september er wederom versterkingen arriveerden in de vorm van de 1ste Poolse Para Brigade, die ten zuiden van de rivier bij Driel landden. Dit schopte de plannen van de Duitsers behoorlijk in de war. Ondanks dat een aantal oversteekpogingen verhinderd konden worden, moest men toch troepen afstaan aan het ‘Poolse front’. Bovendien verhoogde dit de argwaan onder de Duitsers dat er nog een landing ergens ging plaatsvinden. Dus werden de bevelhebbers verplicht veel eenheden achter te laten in het gebied achter het front voor het geval dat er nieuwe landingen zouden plaatsvinden. Eenheden die goed gebruikt konden worden tegen de perimeter.
Ondertussen werd de perimter steeds meer verkleind. Stukje bij beetje wonnen de Duitsers terrein. De strijd om Der Hexenkessel, zoals de perimeter bekend stond bij de Duitsers, was afschuwelijk. Om elk huis, om elke kamer moest man-tot-man gevochten worden tegen een hardnekkige tegenstander. Langzaamaan groeide aan Duitse zijde een bewondering voor de Britten, vooral onder de SS’ers, die, na hun mening, eindelijk een gelijke hadden gevonden. Gecoördineerde aanvallen werden van beide kanten gelanceerd door de 9de SS Pantserdivisie en de Westgruppe. Op 22 september werd er een 3-uur-durende wapenstilstand afgesproken waarbij veel Britse gewonden uit de perimeter kon worden geëvacueerd naar de Duitse zijde, waar zij meer kans hadden op betere medische verzorging. Nadat de wapenstilstand beëindigd was, gingen de gevechten onverminderd door. Met allerlei wapens werd getracht de Britten te vernietigen: vlammenwerpers, tanks en zelfs ‘Goliaths’, op afstand bestuurbare tanks die explosieven detoneerden vlakbij de Britten. Uiteindelijk kwam het 30ste Legerkorps toch aan in Driel, waar het 4e Bataljon van het Dorsetshire Regiment nog probeerde over te steken. Dit mislukte echter en toen stond er niets anders op dan de Britten terug te trekken over de Rijn. Dit gebeurde in de nacht van 25 tot 26 september. Onder de beschutting van regen en artillerievuur, trokken 2.000 Britten terug over de rivier. De slag om Arnhem was voorbij. Voor veel Duitse soldaten kwam dit als een soort van anti-climax, velen voelden zich bijna bedonderd door de afwezigheid van een grootschalig eindgevecht. Maar de uitputtingsslag was voorbij, dus was er ook plaats voor opluchting en een lichte mate van vreugde. Er was zowaar een overwinning behaald!
Bronnen:
KERSHAW, R.J., It Never Snows in September: The German View of Market-Garden and The Battle of Arnhem, September 1944, 4e druk, Ian Allan Publishing, Hersham, 2001
BERENDS, P. Een Andere Kijk op de Slag om Arnhem: De Snelle Duitse Reactie, Uitgeverij Aspekt BV, 2002
Zeg aub wat jullie ervan vinden... al het commentaar is welkom, mits goed onderbouwd